Birkama

24-01-2014

Onze gezamelijke fietstocht liep ten einde. Eergisteravond kwamen we na een lange dag van 150 kilometer aan in Birkama, in het westen van Gambia. De South Coast Road is vanaf Basse nu geasfalteerd en in uitstekende staat voor zolang het duurt. Voorheen deed een auto er ongeveer 24 uren over om van oost naar west te rijden, tegenwoordig kunnen ze dat in 6 uren. Een hele verbetering voor de lokale bevolking die nu toegang krijgen tot de rest van de wereld. Het oosten van Gambia is nog primitief maar nog primitiever is het leven in de Casamance waar je je af en toe in het stenen tijdperk waant.Maskerade man

We hebben er samen ruim 1200 kilometer op zitten. Voor Salieu is het een wereldreis geweest, hij weet nu al zeker dat hij dit zijn leven lang niet gaat vergeten. Ik ook niet trouwens, het was een mooi avontuur en ik heb veel geleerd over het leven in Afrika.

Vaak vraag ik me af hoe het toch kan dat je hier zo weinig wat wij zouden noemen 'vooruitgang' ziet. Vergeleken met andere werelddelen waar de weelde toch ook niet voor het oprapen ligt lijkt Afrika ver achtergebleven, althans het kleine stukje wat ik tot nu toe heb gezien. De islam met al zijn beperkingen zal er deelgenoot aan zijn maar ook het sterke gevoel van tradities en natuurlijk de bittere armoede en de corruptie maken het blijkbaar moeilijk om zaken echt te veranderen hier. Overal langs de weg zie je borden staan met 'projecten' van allerlei grotere en kleinere hulporganisaties, particuliere sponsors, buitenlandse overheden, e.d. die hulp bieden maar het lijkt allemaal weinig zoden aan de dijk te zetten. Misschien werkt het zelfs wel averechts en houdt het de Afrikanen arm.  Zelf lopen ze niet zo hard, in alle dorpjes die je tegenkomt zie je de mannen uitgebreid thee drinken.

GroententuinEnkele projekten die ik tegenkwam geven een goed gevoel, zoals een eigen initiatief van vrouwen die gezamelijk een stuk grond hebben ommuurd (tegen de dieren) en daar een grote tuin hebben gemaakt waar ze groenten op verbouwen. Ik zie ze bezig, rem af en zwaai naar ze. Enthousiast word ik gewenkt en ik besluit een kijkje te nemen. Hard en zwaar werk is het maar met elkaar hebben ze plezier en je ziet de groenten de grond uit komen. Het grootste probleem is water, niet dat er geen water is want dat is er voldoende maar het moet allemaal naar boven worden gehaald vanuit een hele diepe put. Vier vrouwen zijn voortdurend bezig om met twee emmers aan een lang touw water omhoog te halen, zwaar werk. Maar ze gaan achter elkaar door. Anderen brengen met teilen en bakken het water over het land en verdelen het over de veldjes. Tot mijn verbazing bedanken ze mij dat ik ben komen kijken, ik was de eerste man die interesse had voor hun werk en ze vertellen enthousiast dat ze grote verwachtingen hebben van hun initiatief. Ze gaan straks de groenten verkopen op de markt en van de winst gaan ze sparen voor een pomp zodat het water ophalen makkelijker gaat waardoor ze later meer tijd hebben om meer groenten te verbouwen. Ik vind het geweldig. Er zijn zowiezo weinig groenten te vinden in dit land en met dit soort projecten wordt daar misschien iets aan gedaan. De hier veel gebruikte uien komen uit de Flevopolder.

 

Waterput

We zijn overal onderweg geweldig ontvangen. Na Basse zijn we met een pontje de rivier over gestoken en via de noordelijke route gingen we over een slechte gravel weg naar Fatoto, het meest oostelijke stadje van het land. Nou ja, stadje: meer een verzameling van ingestorte of op instorten staande huizen. Hoe kun je daar wonen denk ik dan maar wanneer je dan het enthousiasme ziet waarmee de besnijdenis van een groep jongens wordt gevierd dan wordt het beeld weer bijgesteld. Gemaskerde mannen jagen de kinderen angst aan, er wordt gecollecteerd voor zeep want de besneden jongen mogen zich de volgende dag voor het eerst na 3 weken weer wassen in de rivier. Ik geeft 25 Dalassi (bijna een halve euro) en ze weten niet wat ze zien. We worden gelijk uitgenodigd om morgen een kijkje te komen nemen en dus staan we op tijd op en lopen naar de rivier. Een groep van een stuk of dertig jongens komt aan onder luid gezang en alle anderen worden door de gemaskerde mannen op afstand gehouden. Vrouwen komen komen er helemaal niet aan te pas, die hebben hun zonen al die weken niet mogen zien. Een eind verderop verdwijnen ze in de rivier voor een soort ritueel bad maar dat is voor ons te veraf om te kijken, we mogen daar niet dichterbij komen.

 

De weg vanaf Fatoto via Basse naar Bansang is nog in de oude staat maar redelijk te fietsen. We vertrokken laat maar tegen de avond hebben we de 95 kilometer er op zitten. We overnachten bij een bevriende brandweerman die met zijn vrouw en kind en nog wat andere vrouwen waar van ik niet helemaal weet hoe het nou eigenlijk allemaal zit, in een compound woont bestaand uit enkele lemen hutten met rieten dakjes. Wij krijgen daar een van, de vrouwen stoffen de boel een beetje uit en tot mijn grote genoegen komen ze zelfs met een schoon laken om over de smoezelige matrassen te leggen. Ik ben blij met met eigen slaapzakje. Wanneer we zijn geinstalleerd staat er al weer een geweldige maaltijd te wachten en ondertussen wordt de rijst met aardnoten gestampt voor de pap van morgen.

 

De volgende ochtend krijgen we een rondleiding door Bansang. Heel veel is er niet te zien, het hoogtepunt bestaat uit het beklimmen van een heuvel waar je bovenop voetstappen vindt in het ooit gesmolten gesteente. Met enige fantasie kan ik er voetstappen in ontdekken maar als het me niet was aangewezen was ik niet op het idee gekomen. Er schijnen nogal wat westerse wetenschappers op af te komen, je moet toch wat. Verderop komen we bij een zandafgraving waar een oud baasje klei op zijn karretje schept. Met zijn ezel brengt hij dat naar bouwers om te verkopen. Ooit was het een aardige handel maar zodra hier iets een beetje begint te lopen gaan ze allemaal hetzelfde doen, met als gevolg dat de markt in elkaar zakt en ze met elkaar weer net zo arm zijn. Af en toe worden er mensen bedolven onder de klei omdat ze de berg van onderen uithollen waar de beste klei te vinden is. Wanneer je een beetje handig bent bouw je hier je eigen hutje voor bijna niks. Klei kun je uitgraven, daar maak je blokken van die je legt te drogen in de zon en bouwt je hutje op. Het wordt gestuct met een mengsel van klei en koeienstront en als dak gebruik je balken gezaagd van palmbomen en daarop bindt je het lange olifanten gras, goed tegen de regen en tegen de hitten. Het is veel comfortabeler dan de steeds meer in zwang rakende ijzeren golfplaten die er voor zorgen dat de hutten overdag een oven zijn. Het nadeel van gras is weer dat er vaak insecten in komen en het is uiteraard stoffig.

 

Die middag nog rijden we de 25 kilometer naar MacCarthy Island, een eiland midden in de Gambia rivier. Vanaf het zuiden is er tegenwoordig een brug naar het eiland, aan de andere kant een veerbootje. Het eiland heeft een prettig eilandsfeertje, het leven is er relaxed, gaat zijn gangetje. Vroeger schenen ze daar de slaven te verzamelen, er zijn nog enkele overblijfselen van gebouwen die hierin een rol gespeeld zouden moeten hebben, al zijn de meningen daar over verdeeld. We blijven er 3 nachten en logeren bij een bevriende schoolmeester. Een van de dagen bezoeken we de Wassu stone circles, een terrein waar met grote stenen een soort circels zijn gemaakt die hoogstwaarschijnlijk dienden als graven van destijds belangrijke mensen. Een klein museumpje vertelt het verhaal. De manager ligt languit op zijn stoel met de benen op het buro. Hij is aan het werk, verkoopt mij een ticket. De frisdrank manager krijgt het nog druk, we bestellen een colaatje. Een derde figuur heb ik niet op enige activiteit kunnen betrappen. Zo gaat het leven hier.

Zoals gezegd zijn we terug in Birkama. Salieu zijn oude fiets heeft een opknapbeurt gehad. Voor 6 euro zitten er een nieuwe ketting en spanwieltjes voor de achterderailleur op en doet alles het weer prima. De laatste paar honderd kilometer trapte de ketting steeds door. De fietsen hier is allemaal Chinese troep, ze kosten niks maar dan heb je ook niks. Zelf vond ik nog een 28 inch band en heb die nu als test om mijn voorwiel. Mijn oude Schwalbe had ik al opgelapt met stukken plastic uit lege colaflessen maar door de grote scheuren was ik bang dat hij ieder moment helemaal uitelkaar zou ploffen. Alles bij elkaar hebben we zonder noemenswaardige problemen de hele 1200 kilometer afgelegd.

We blijven nog een dagje of misschien twee rusten in Birkama en gaan daarna terug naar Abene waar de rest van mijn bagage ligt. Vandaag ben ik behandeld voor een nare voetschimmel, een zwemmerseczeem die ik onderweg heb opgelopen. Met magnesium sulfaat proberen ze de schimmel te 'verbranden'. Het was uitermate pijnlijk maar het moet effectief zijn. Morgen hoop ik resultaat te zien, dan gaat het verband eraf. Ondertussen doet het lopen behoorlijk pijn. Straks in Abene denk ik dat ik een paar daagjes strand neem, ook om mijn voeten nog een beetje rust te gunnen en het zoute water het genezingsproces nog een beetje kan ondersteunen.  Daarna pak ik de route weer op is het plan en ga ik alsnog richting Guinee Bissau. Ik hoop dat mijn visum nog geldig is.


« Terug