Guinea Bissau

13-02-2014

Mijn plan om te vertrekken uit Abene heb ik doorgezet. Het was echt afscheid nemen daar, de mensen waar ik zolang mee had opgetrokken blijven achter, hun leven herneemt hun dagelijkse gangetje weer. Ze nemen niet alleen afscheid van mij maar ook verdwijnt iets van dat andere leven. Want hoe je het ook wend of keert, er is nog altijd veel ontzag voor het Europese leven. Hoewel je bevriend raakt met mensen krijg je toch altijd ook het gevoel dat het niet alleen om jou gaat, maar ook om de rijkdommen en kansen die je (mogelijk) meebrengt. Mensen denken daarover op verschillende manieren, de ene wil dolgraag richting Europa want daar is het grote geluk, de materiele rijkdom. Anderen beseffen dat ze in Europa waarschijnlijk ook op de onderste trede van de maatschappelijke ladder staan en blijven veel liever in Afrika maar allemaal willen ze het graag een stukje beter krijgen. Logische gedachte. Voor mij was het een fantastisch kennismaking met Afrika, een heel ander Afrika dan ik me had kunnen voorstellen. Vroeger toen ik nog voer en we in de havens kwamen van Nigeria, Kameroen en andere landen was het vaak oppassen geblazen. Corruptie, diefstal, piraterij en het eeuwige gezeur om kadootjes was aan de orde van de dag.

Op de fiets is dat allemaal anders. Ik sta elke dag weer versteld van de vriendelijke en vrolijke manier waarop je hier bejegend wordt, de gastvrijheid en de zorg. Vanuit Abene ben ik rustig aan vertrokken. Het eerste stukje nog samen met Seliou die besloten had om terug naar Gambia te gaan. Na een laatste kopje cafe Touba splitsten onze wegen. Hij ging linksaf naar Gambia, ik rechtdoor richting Diouloulou en daar rechtsaf richting Ziguinchur. Het was prettig om weer op de fiets te zitten, ook om weer eens alleen te zijn want dat was er de laatste weken niet van gekomen. Het is moeilijk om hier een momentje voor jezelf te hebben, mensen komen al gauw bij je zitten, maken graag een praatje.

Ik overnachtte in Baila in een Campement Villegois. Dat is een door de lokale bevolking opgezet campement, een aantal huisjes met een centrale keuken en douches en toiletten, speciaal voor toeristen. De kwaliteit is goed, de prijs is reeel en ze zijn overal verspreid hier in de Casamance, een goed initiatief want de opbrengsten komen direct ten goede aan het dorp zelf. De dag erna was het nog maar een paar uurtjes via Bignona naar Ziguinchur waar ik weer kon overnachten bij dezelfde familie als eerder. Het eten stond klaar en 's avonds hebben we met zijn allen heerlijke salade met vis gegeten, een feestmaal speciaal aangericht voor mij. En de kinderen waren dolenthousiast dat die grote toubab weer kwam. Ze kenden de liedjes nog die ik hun geleerd had: 'Toubab, toubab, toubab, toubetoube toubab ..........'

Omdat mijn visum voor Guinee Bissau wat ik in december in Banjul had geregeld ondertussen verlopen was moest ik een nieuw visum regelen. Gelukkig gaf het consulaat alle mederwerking en binnen een half uur had ik mijn visum zodat ik dezelfde dag nog verder kon. Het was nog een uurtje fietsen naar de grens, de formaliteiten verliepen heel erg soepel en in de loop van de middag was ik in Sao Domingo. Guinee Bissau is een ex Portugese kolonie en men spreekt hier Portugees of Creools. Maar gelukkig aan deze kant wordt ook nog voldoende Frans gesproken en dat kan ik ondertussen aardig volgen. En de eerste indrukken zijn fantastisch. De mensen zijn hier supervriendelijk en zo mogelijk nog gastvrijer dan in Senegal. Het is een arm land wat lange tijd in een burgeroorlog is gewikkeld maar nu is het vrede en iedereen is er blij mee. Maar er is veel kapot, de infrastuctuur is behelpen, het toerisme is vrijwel verdwenen en daar moeten ze het toch een beetje van hebben. Van de melkkoeien die hier rondlopen en 3 liter melk per dag geven moeten ze het ook niet echt hebben, maar wat wil je wanneer de koeien alleen maar (plastic) afval eten, droge bladeren en takjes.

Deze tekst zegt veel over het leven hier

Ik kampeer op het strand van Varela en ben voorzover ik het kan bekijken de enige toerist hier. Vanochtend direkt nadat ik mijn tentje uit was even een frisse duik in de zee genomen. Een lokale visserman zat op het strand en we begonnen een praatje. Zijn broer was een paar honderd meter verderop in zee met zijn pirogue (uitgeholde boomstam kano) aan het vissen. We bleken van hetzelfde bouwjaar te zijn, 1959. Ik had hem jonger geschat en hij was verbaasd dat ik nog zover kon fietsen op mijn leeftijd. Hij kwam van vlak over de grens uit Senegal en was in zijn leven nog nooit uit deze buurt weg geweest. Van de dagelijkse visvangst houden zijn broer en hij zich in leven, veel meer vingen ze niet. Een buitenboord motor, die je de gelegenheid biedt verder de zee op te gaan om meer te vangen, zat er financieel niet in. Hij had graag willen trouwen en kinderen willen hebben maar omdat hij geen geld had, had hij nooit een vrouw gekregen, laat staan kinderen. Ja dan kunnen 55 jaar leven toch wel heel verschillend verlopen hoewel er ook enkele parallellen zijn te ontdekken. Vlakbij mijn tentje liggen de betonnen resten van wat ooit een groot en luxe Italiaans hotel was. Wat ik begrepen heb is dat veel mensen hier destijds werk vonden. Maar er is bijna niks meer van over. De ene geeft de schuld aan de militairen, de ander aan de zee die het pand duiidelijk ondergraven heeft maar het feit blijft dat het ooit glorieuze gebouw grotendeels in zee is gestort. Zolang ik hier ben zit er tussen de resten een oude vrouw. Ze lijkt een zwerfster maar ik stel me voor dat het een oud werkneemster is die terug denkt aan betere tijden. Ze staart de hele dag dezelfde kant op en gaat heel af en toe richting strand, misschien om haar behoefte te doen. Misschien is ze als een soort kat, die zich verstopt om rustig te sterven. Vanmiddag heb ik haar twee geschilde sinaasappeltjes gebracht. Ik dacht dat ze me niet zag maar ze strekte haar arm uit en nam ze aan. Daarna zag ik dat ze ze begon op te peuzelen maar er was geen enkel teken van contact.

images/afr_0938_vissersboot.jpgWat me altijd maar weer verbaast is dat er op zo'n prachtige plek bijna geen andere toeristen zijn. OK de infrastructuur is er niet naar maar met een goede auto kun je hier zo komen. Er is amper accomodatie maar het enige hotel wat er nog wel is, Chez Helene, zit lang niet vol. Iets verderop aan de Senegalese kant van de grens ligt Cap Skirring, het is, of in ieder geval was,er net zo mooi en alle toeristen concentreren zich daar. Ook de lokale bevolking raadt me aan daar heen te gaan; Very nice, solo branco's, no preto's (oftewel: erg mooi, alleen maar blanken, geen zwarten). Ik leg nog maar eens uit dat ik hier voor Afrika kom en in mijn eigen land genoeg witten kan zien. Verbaasde blikken maar ook gelach gelukkig. Hier is een 'branco' (een witte) nog altijd een bezienswaardigheid en ik voel me altijd nog een beetje gegeneerd wanneer ik ergens kom en er gelijk iemand opspringt en me zijn of haar zitplaats aanbiedt. Het is bijna net zo erg als wanneer iemand voor me zou gaan staan in een volle bus of trein. Zie ik er al zo oud uit?


« Terug