Primitief

25-02-2014

Momenteel fiets ik door het meest primitieve deel van Guinea Bissau, onderweg naar
Guinea Conakry, het andere Guinea dus. Om zoveel mogelijk van het land te zien had ik bedacht een grote slinger door het land te maken en dat is aardig gelukt. Helaas heb ik er iet eerder iets over op de site kunnen zetten, om de doodeenvoudige reden dat er hier gewoon geen electriciteit is en dus geen internet. Ik ben buiten Bissau nog geen internet cafe tegen gekomen. Zelfs televisie is hier nog maar zeer beperkt beschikbaar. Vandeweek was er in een van de dorpjes waar ik overnachtte een restaurant met een eigen generator en hadden ze een TV, met als gevolg dat het halve dorp door de open ramen naar binnen hing om maar niets van de getoonde Braziliaanse soaps te missen.

Vanaf Bissau was het een makkelijke tocht naar Gapu met onderweg een overnachting midden in de natuur. Gapu is nog een redelijk stadje waar je 's avonds, tenminste wanneer je je zaklamp meebrengt, nog wel even ergens een biertje kunt drinken. Alles speelt zich in het donker af, sommige mensen hebben nog geen geld om een kaars te kopen en zitten in het duister voor hun huisjes.

De route richting Chèchè en Boè werd ruigernaarmate ik vorderde. Was het eerst nog een redelijk begaanbare gravel road, verderop werd het een karrepad en het ergste was dat er een dikke laag steentjes was waar ik met mijn wielen af en toe diep in wegzakte. Dan sta je dus zonder waarschbuwing in een keer stil. Het resulteerde in enkele valpartijen maar gelukkig nooit hard. Alleen op de rechterkant doet het nog wel pijn, oorzaak de gekneusde ribben die dan weer opspelen. Soms moest ik met de bepakte fiets door een stroompje maar bij de grotere rivier was gelukkig een kano (uitgeholde boomstam) die me over kon zetten. En daar heb ik toch maar weer eens een duik in het frisse water genomen, heerlijk om zo het zweet en stof van je lijf te spoelen.

Het pad slingerde zich langs de grens met het andere Guinea. Af en toe kwam ik langs een nederzetting, soms bestaande uit een paar hutjes. Onderweg was niets te krijgen behalve in Cheche waar ik erin slaagde een pak meelkoekjes te kopen en iemand was zo vriendelijk om koffie voor me te maken. Water haalde ik onderweg uit de put of van de pomp als ze die hadden en dan maakte ik tegelijk mijn handdoek nat om het water te kunnen koelen. Warm is het nier zeker. Ik ben blij dat na een uur of vier de temperatuur weer onder de 40 graden zakt en ik neem van een uur of een tot een uur of drie even pauze omdat de hitte dan teveel wordt. 's Morgens vroeg en 's avonds na een uur of vijf is het vaak het beste fietsen, het kwik blijft dan onder de 25 graden.

De dorpjes onderweg zijn zo Afrikaans als het maar kan. Tenminste wat ik me daar altijd bij voorstel. Het leven speelt zich af rond het centrale plein, in de meeste gevallen staat hier de waterpomp of dorpsput. Vaak hangen de mensen wat landerig rond hun huisjes, anderen zullen ongetwijfeld ergens aan het werk of op jacht zijn om een hapje eten voor de dag bij elkaar te scharrelen. De huisjes zijn van stro, de meest luxueuze hebben blikken golfplaten maar de meeste daken zijn gewoon van stro. Ramen zitten er niet in, hooguit luiken van hout die open kunnen. De huizen kosten daarentegen ook bijna niets. Al het materiaal wordt lokaal gewonnen: de klei waarvan blokken worden gemaakt wordt afgegraven en de blokken harden in de zon. Balken zaagt men van palmbomen en het stro voor het dak komt van het veld waar genoeg olifantengras groeit. Omdat er geen elektriciteit is, geen gas en geen stromend water houd je op die manier de vaste lasten lekker laag. Dat scheelt een stuk.

Overigens heeft dit deel, en waarschijnlijk geheel Guinea Bissau, betere tijden gekend. Dat zie ik aan de lantaarnpalen en electriciteitspalen langs de weg. Ooit waren de hoofdwegen bij de steden gewoon verlicht, nu staan de palen er nog wel maar de lampen zijn kapot of weg. Ook de draden tussen de electriciteispalen zijn verdwenen. Een zandpad is ooit een asfalt weggetje geweest maar 90% van het asfalt is weggesleten, hier en daar rest nog een klein stukje asfalt.

Na Boe belandde ik bij de watervallen van Saltinho. Een soort open air wasserette. Tientallen vrouwen deden er de was en mannen genoten van een frisse duik in het stromende water. Overigens grappig te constateren dat in een land wat voor verreweg het grootste deel uit moslims bestaat, men hier helemaal niet preuts is. De vrouwen doen hun werk met ontbloot bovenlijf en de mannen zwemmen soms gewoon in hun blootje. Dat is in Arabisch moslim landen wel even anders.

In Catio staat overigens een katholieke kerk. Dit land was voorheen een Portugese kolonie maar blijkbaar is het de kolonisator niet gelukt de hele bevolking tot het katholicisme te bekeren. Slechts 10 % is Christen, aale anderen zijn moslim. Maar in Catio, een zeer afgelegen stadje, probeert men daar blijkbaar toch nog iets aan te doen en er is zelfs een echte katholieke missiepost waar twee Italianen, Vader Fabian en broeder Roberto, de scepter zwaaien. Ik had van een stel Fransen, die ik eerder ontmoet had, gehoord dat ik daar wel kon overnachten en ik werd hartelijk ontvangen. Een mooi kamertje met een echte matras maakte dat ik heerlijk heb geslapen en de volgende ochtend kreeg ik een geurige kop sterke Italiaanse koffie en een stokbrood met zelfgemaakte sinaasappelmarmelade. De pastoor zat er al vier jaar en had het er goed naar zijn zin. Ik wist niet dat dit nog bestond.

Na een pittige fietstocht arriveerde ik via Bedanda in Jemberem. Overigens een schitterende route waarbij het open landschap, een rivierdelta met schitterende vogels en vergezichten, langzaam overging in de jungle. En daar zit ik nu middenin. Met een gids heb ik de oerbossen bezocht maar behalve wat apen heb ik geen wilde dieren gezien. Er moeten ook buffels en hertachtigen zitten maar ze lieten zich niet zien. In de verte hoorden we af en toe de roep van de chimpansees. Omdat ik graag de chimpansees wilde zien stelde de gids voor later die middag naar een ander bos te gaan om nog een poging wagen. Na een flinke tocht, eerst over een pad maar daarna dwars door het bos en het kreupelhout klommen we zelf wat bomen in. We hoorden de apen wel steeds in de verte brullen maar konden ze niet te zien krijgen. Nadat we enige tijd gewacht hadden vertoonden ze zich hoog in de bomen, een prachtig gezicht hoe die apen zich aan hun armen van tak naar tak slingeren en soms met enorme sprongen onverschrokken zich van boom naar boom verfplaatsen. Het was al schemerdonker ondertussen en binnen enkele minuten was het een pikzwarte nacht maar gelukkig kende de gids ook in het donker de weg. Een mooi avontuur. En ondertussen zijn de dames weer druk in de weer om een potje voor me te koken. Het eten stond voor meklaar bij terugkomst. Wat word ik weer verwend.

Ik geloof dat ik nog niet gemeld had dat ik een paar dagen geleden in Bissau mijn ticket voor de terugreis heb geboekt. Ik vlieg de avond van 4 april terug en arriveer ergens midden in de nacht op Schiphol. De vlucht vertrekt uit Banjul (Gambia) omdat dit verreweg het goedkoopste was, het scheelt meer dan 500 euro op een enkele reis en hij vliegt rechtstreeks. Ik vlieg met Corendon dus. Het betekent wel dat ik vanuit Guinea met een boogje weer terug naar Guinee Bissau moet, terug door de Casamance naar Gambia. Maar dat is geen punt, ik weet de weg nu.


« Terug