Rondje Guinea

13-03-2014

De 'good old Lonely Planet' kreeg toch gelijk. Conakry ga je eigenlijk pas waarderen op het moment dat je weer vertrekt. En zo was het. Bij het binnenfietsen van de stad had ik een aantal keren de neiging rechtsomkeerd te maken. De vieze bulten vuil, de eindeloze autowrakken, het stof, de stank en de herrrie. Reden genoeg om weg te blijven. Maar na bijna vier dagen te hebben rondgezwalkt in deze metropool vol armoede heb ik de stad ook leren kennen als een vriendelijke stad, je kunt er prima over straat, de kroegjes waar van alles en nog wat gebeurd, de gezellige gekke drukte op straat tot diep in de nacht. En de mensen zijn vriendelijk, maken graag een praatje en zijn altijd behulpzaam je de weg te wijzen of anderszins te helpen.

Ik heb veel met Abbu opgetrokken, de chauffeur van Areeba, een mobiele telefoonmaatschappij. 's Nachts reden we door donker Conakry en op die manier kwam ik in alle uithoeken van de stad. Wanneer er een reparatie was gingen we er op af, tussendoor genoten we van het nachtelijk leven van de stad, dronken hier en daar een pilsje of aten heerlijke stukken kip van de barbecues op straat. Ik heb weinig geslapen. Meestal begon om een uur of zeven 's ochtends een baby te huilen en kort daarna begonnen de buurvrouwen te krijsen. Praten gaat hier altijd op vol volume en discussies lijken vaak op vechtpartijen, met woorden dan.

Abbu's vriendin had mijn was gedaan en bij het ophalen van de schone was werd ik uitgenodigd mijn afscheidsontbijt bij hen te gebruiken. Om zeven uur 's morgens werd ik verwacht. De laatste avond kwam Abbu's zus met twee vriendinnen langs om mij te bekijken, geweldig om mee te maken met hoeveel plezier een gast hier wordt behandeld. Ik werd er bijna verlegen van. We dronken gezellig in de stad een pilsje maar helaas moesten de dames al weer vroeg naar huis, de volgende dag was het maandag en werden ze tijdig op het werk verwacht. Ik ben vroeg gaan slapen en mijn goede oordoppen maakten dat ik een behoorlijke nachtrust kreeg en maandagmorgen iets na zeven uur was ik present voor het ontbijt. Aangekomen stonden de pannen op het vuur, twee dames waren druk in de weer. Ik kreeg een stoel en een tafel ergens vandaan, ze hadden zelfs borden en bestek. Ze hadden voor deze feestelijke aangelegenhied een van de eenden die op het erf rondliepen voor mij geslacht en het was de eerste keer in mijn leven dat ik gebraden eend als ontbijt kreeg. Het smaakte overigens prima en de overgebleven eenden liepen nog even vrolijk kwakend om ons heen. Geroerd door deze fantastische gastvrijheid vertrok ik met een paar ferme afscheidszoenen weer uit hun leven. (De foto's kun je bekijken in de foto galery, hier uploaden lukte me niet) Met Abbu houd ik contact via een oude Franse dame die vanaf 1964 in Guinee heeft gewoond. Haar Guinese man is vermoord door militairen van de vroegere dictator Sekou Toeree maar zij bleef, de enorme mangoboom in haar tuin heeft ze geplant toen ze hier 50 jaar geleden als jonge vrouw kwam.

De stad uit was druk en de weg naar Kinlia lijkt me ook druk met verkeer. Daarom besluit ik een omweg te maken en neem de afslag richting Freetown. Later moet er dan een gravel weg zijn lang de grens met Sierra Leone die me ook naar Kinlia brengt. Hoewel deze weg twee keer zo lang is heb ik hier geen moeite mee. Af en toe een klein stadje waar een en ander te koop is, verder veel kleine primitieve dorpjes met vrolijk zwaaiende mensen. Af en toe krijg ik er wel een lam armpje van en duizenden keren per dag klinkt het 'Bonjour', 'Ca va' en 'Ou tu vas'. Soms rennen kleine kinderen gillend richting hun moeder, vrouwen roepen om 'argent' (geld), jongens willen mijn fiets. Ik lach ze vrolijk toe of doe of ik het niet goed verstaan heb. Ze proberen het gewoon, wie weet trapt die gekke blanke er in. Ik hoor verschillende keren dat ze nog nooit zo iemand op de fiets hebben zien langskomen. Een blanke kennen ze (de kinderen dan) hooguit van TV. Een jochie is dan ook zeer verheugd dat ik speciaal hem een handje geef. Verbaasd bekijkt hij zijn zwarte handje, waarschijnlijk om te zien of ik afgeef. Overnachten doe ik in kleine dorpjes onderweg. Mijn kleren worden gewassen in de rivier en zelf word ik ook geacht me daar te wassen. Heerlijk koel water na een hete dag fietsen.

Het is hier bloedheet, ik stop om de haverklap om iets te drinken of fruit te eten. Veel meer dan 60 kilometer per dag zit er bijna niet in. Ook in deze dorpjes is de ontvangst weer geweldig. Ik zit amper of er komt een grote schaal rijst op tafel en het commando "Eten!" klinkt. Dit herhaald zich een paar uur later nog eens en hoewel ik eigenlijk al genoeg had gehad kan ik niet weigeren want het is speciaal ter ere van mij. 's Avonds hadden we nog een fotosessie. Elkaar verdringend wilde iedereen zo mooi mogelijk op de foto en die laat ik dan in Kinlia afdrukken zodat ze de printjes kunnen krijgen.

De ene zoon noemt zich professioneel fotograaf en hij werkt voor een studio in Kinlia. Alleen een probleem, hij heeft geen camera en uiteraard vraagt hij de mijne. Helaas voor hem wil ik mijn camera niet kwijt. Indien ik alles zou afgeven waar ze om vragen zou ik spiernaakt en berooid op Schiphol aankomen. Het is aan de andere kant wel wrang, de constante vicieuze cirkel: Een fotograaf zonder camera en geen geld hebben om een camera te kopen zodat je niets kunt verdienen. Geld maakt geld, geen startgeld houdt je arm. Ik hoorde van de week ook nog een mooi staaltje Afrikaans economisch denken: "We hebben hier prachtige vruchtbare grond, er wil van alles groeien maar de blanken hebben ons nog steeds geen landbouwmachines gebracht om de grond te bewerken". En terwijl de blanke ontwikkelingshulp zich met name bezighoudt met latrines en Aidsprojecten bouwen de Chinezen hier de wegen, zetten een hyper modern voetbalstadion neer, bouwen scholen en hotels en als betaling ontginnen ze de mijnen met voor hun bruikbare en kostbare grondstoffen. Ze vinden het maar een raar volkje hier, heel anders dan die blanken maar ondertussen varen de Chinezen er wel bij. Chinezen doen niks voor niks.

Ik ben ondertussen aangekomen in Kinlia. Het was nog een stevig klimmetje op het end, ik ziet nu op 400 meter hoogte. Kinlia is de tweede stad van het land en ik verbleef hier de afgelopen nacht. Op de markt vond ik een heerlijke salade, dat is weer eens wat anders. En voor onderweg heb ik aardappelen, worten en uien gekocht zodat ik een lekkere hutspot kan maken. Vanmiddag nog ga ik richting Pita, echt de berg op. Dat wordt zweten.


« Terug