Door centraal Mocambique

02-02-2015

Tofo Beach heb ik weer achter me gelaten. Het is natuurlijk erg verleidelijk om lekker te blijven hangen op zo'n plek. Zeker wanneer je wat lotgenoten als je het zo wilt noemen hebt leren kennen en het met elkaar gezellig hebt. Maar de berichten over het noorden doen me toch besluiten geen tijd te verliezen.

De overstromingen in het noorden van Mocambique en het zuiden van Malawi hebben aanzienlijke schade aangericht. Volgens websites van NOS en BBC zijn tienduizenden dakloos geworden en enkele honderden gedood. Dat klinkt erg genoeg maar hier wordt daar niet veel aandacht aan besteed. Volgens de Mocambicanen die ik gesproken heb is er niet veel aan de hand en kan het verkeer er wel door. We gaan het zien.

Ik ben dus weer op de fiets gestapt en via Inhambane met de veerboot naar Maxxis gevaren. Een tot de laatste plek gevuld houten bootje met mijn fiets prijkend als een boegbeeld op het voordek. Vanuit Maxxis heb ik even getracht een lift te krijgen van een vrachtauto maar er was bijna geen verkeer. Wel raasden enkele grote glanzende touring cars voorbij maar helaas die stoppen alleen op enkele vastgestelde punten. In een stadje aangekomen kreeg ik te horen dat daar de bus naar Beira zou stoppen en ik besloot die af te wachten. Ik zag mezelf al lekker onderuit gezakt in zo'n luxe bus zitten. Maar die reden allemaal door.

Net toen ik begon te twijfelen of dit vandaag wel ging lukken kwam er een oude gammele bak aan rijden. Propvol, bagage op het dak. Of ik mee kon? Rare vraag. Een paar man hesen mijn fiets en bagage op het dak, er werden wat mensen her en der verschoven en ik had plek. Rechte vaste stoelen en met mijn rechterbil hangend in het gangpad rammelen we over de Mocambicaanse highway op naar het geteisterde noorden. Ik heb tenminste nog plek, sommigen staan of zitten met vijf op een bankje voor drie. Enorme derrieres wringen zich door het nauwe gangpad en keiharde muziek schalt uit de goedkope luidspreker vlak boven mijn hoofd. Nog 700 km: het wordt een lange nacht.

Midden in de nacht houden we halt voor een lange brug. We mogen pas om vier uur verder en veel mensen gaan de bus uit. Ik ook om wat eten te zoeken want daar was nog niets van gekomen. Het dorpje, of beter het rijtje huisjes, waar we stopten was niets anders dan een aaneenschakeling van kroegjes ieder met hun eigen keiharde muziek. Blijkbaar om potentiële klanten weg te jagen. De meesten zochten dan ook hun heil elders, inclusief ik. Enige vorm van eten was er niet te vinden, bier des te meer maar daar moet je van plassen en daar zat ik met deze busreis niet op te wachten. Terug in de bijna lege bus dommelde ik een beetje op drie stoelen en al snel konden we weer verder. Ook aan zulke nachten komt uiteindelijk een eind en gelukkig mocht ik er uit in Inchope om de laatste 50 km naar Chimoio te fietsen. De bus moest nog een paar uurtjes door naar Beira.

Het was gezellig in Chimoio met enkele andere reizigers en een paar mensen die er al lange tijd verbleven en onderzoek doen op landbouw en voedingsgebied. Maar helaas moet ik door en na vlug het nodige te hebben ingekocht fiets ik de volgende dag op naar een missiepost waar een camping bij is.

De dagen vliegen voorbij: De weg naar Tete is een lange vrij saaie drukke weg. Er rijden heel veel trucks van en naar Beira, de grootste havenstad van Mocambique. Beira is doorvoerhaven voor ladingen voor Zimbabwe en Malawi. Af en toe ligt er eentje langs de weg. Sommigen liggen daar al een eeuwigheid, een andere met een grote shovel als lading lag vers in de berm. De chauffeur liep verdwaasd op de weg. Gelukkig was er al hulp. Ja die jongens maken lange dagen en dan ga je in de bocht wel eens rechtdoor. Ik ben al lang blij dat ik daar niet net langs fietste.

De camping was een leuke onderbreking. Een Canadees echtpaar doet er al 21 jaar missiewerk en ze hebben o.a. scholings en gezondheids projecten die op de langere termijn een ontwikkeling van de lokale bevolking geven. Het is een lange weg maar langzaam worden er resultaten zichtbaar. Maar resultaten hangen altijd aan een zijden draadje in Afrika. De ene keer de droogte, de andere keer een overvloed aan water of ziektes en geweld. Een kwestie van lange adem en vooral doorzetten dus. Ik heb er respect voor.

Het eten wordt steeds minder naarmate ik meer naar het noorden kom. In het zuden had je nog aardige supermarkten, hier wordt het allemaal een beetje meer basic. Groenten zijn bijna niet te krijgen of het moeten al tomaten en uien zijn. Ook het zo overvloedige fruit, de mango's, ananassen en andere lekkernijen is niet meer vanzelfsprekend langs de weg te koop. Overal waar ik langs kom kijk ik even wat er te halen is en dan koop ik wat voor onderweg. Vandaag vond ik weer avocado's, matige kwaliteit maar lekker op een broodje. En ik kwam nog zomaal langs een leuk restaurantje. De eigenaar was een gevluchte Somalier. Hij deed het goed volgens mij. Helaas kwam ik er niet achter hoe hij het voor elkaar kreeg om in zo'n armoede zo'n leuk tentje te runnen. Misschien kwam het door zijn koffie, die was heerlijk.

Ik had de afgelopen dagen een paar flinke halen gedaan. Vanmiddag kwam ik aan in Tete en in de eerste de beste supermarkt vond ik gekoelde yoghurt en melk. Dat heb ik lekker door elkaar gemixt en naar binnen laten stromen. Fantastisch. Het is bloedheet in Tete, de heetste stad van Mocambique. Een beetje afgedraaid besluit ik hier te blijven, ik vond een camping net over de grote brug over de Zambesi. De camping heet 'Jesus e bom' en dat betekent 'Jezus is goed'. Misschien ook een leuk idee voor de nieuwe camping van Wilko? Of toch maar gewoon Buitenwereld? Een vriendelijke Zambiaan heet me welkom. Ik ben de enige gast. Mijn tentje staat aan de oever van de Zambesi. Het peil is hoog maar heeft vandeweek nog tot anderhalve meter hoger gestaan. Behalve wat natte plekken hier en daar ben ik geen schade tegen gekomen opnderweg. Uiteraard vraag ik of ik kan zwemmen. "Natuurlijk kan dat, ik zwem zelf ook graag" is het antwoord. "Als je zover bent moet je me even waarschuwen", roept hij. Even later verschijn ik in mijn zwembroek en hij gooit drie stenen in het water. "Dat is om te zien of er krokodillen zijn. Drie stenen. Je kunt nu rustig gaan zwemmen maar niet te ver en er zijn ook hippo's (nijlpaarden)". Ik kijk hem aan of het serieus is. Zo te zien wel. Enigszins schuchter sta ik tot mijn knieen in het water. "Zie je echt af en toe nijlpaarden hier?" vraag ik. "Yes too much" lacht hij. Snel duik ik even onder water, spetter een beetje en heb wel genoeg gezwommen. Ondertussen staat er een grote emmer schoon water voor me klaar en kan ik heerlijk het kleiige Zambesi water van me afspoelen.

Wat ik nou weer zo leuk vind aan reizen hier is dat het erg genieten is van kleine dingen. Zoals de emmer water die voor me klaar stond en waarmee ik me kon wassen. Je kunt hier al genieten van een toilet wat gewoon doorspoelt of een douche die het doet. Of wanneer je iets bestelt van de menukaart en het is er gewoon. En neem zo'n winkel met een koeling die werkt. Al dat soort kleine dingetjes. Dingen waar wij in ons dagelijks leven nooit over hoeven na te denken. En mijn camping Zambiaan neemt ondertussen afscheid. "See you in the morning" zegt hij maar ik zeg dat ik al vroeg weer ga fietsen. "Oh dan kom ik heel vroeg want ik wil je nog wel even dagzeggen". Kijk dat zijn ook van de kleine dingen hier.


« Terug