Kapotte derailleurs

28-01-2013

In het verre zuiden van Laos ligt het Bolaven plateau, een plateau ergens tussen de 800 en 1200 meter hoog waar diverse bergvolkeren wonen, waaronder de Laven. Naar hen is het plateau vernoemd. De Fransen hebben daar gedurende de koloniale tijd koffieplantages opgezet, het gebied is daar uitstekend geschikt voor. Waar het gebied minder geschikt voor was waren de Amerikaans bommen die hier bij tonnen uit de lucht kwamen vallen. Er schijnen nog veel niet-geexplodeerde bommen (UXO's) te liggen maar zolang je op de weg of de paden blijft heb je daar geen last van. Men is hier arm, straatarm maar nog redelijk welvarend in vergelijking met het uiterste noorden van Laos.

Omdat ik wel zin had in een beetje avontuur en Janna niet zo van omhoog en omlaag fietsen houdt, besloten we dat zij haar ding ging doen en ik het mijne. Dus dat ging omhoog, eerst bergop natuurlijk en zo kwam ik in Thadlo. Het plateau is er niet alleen voor de koffie, het is tevens een prachtig beschermd natuurgebied. Rivieren stromen door het land en bij de grote hoogteverschillen heb je prachtige watervallen. In sommige kun je zwemmen. Het is wel jammer dat je hier midden door de koffie fietst maar dat er bijna nergens een goede kop koffie is te krijgen. Alleen instant 3-in-1 (zoete oploskoffie met melk in een zakje) of blikjes zijn overal wel te koop maar echte koffie zie je niet.

Het fietsen ging trouwens voorspoediger dan ik dacht. In ons boekje waarin Bernadette Speet (Kippen en Kleefrijst) de routes beschrijft was nog sprake van modderwegen, paden, zware trajecten, diepe sporen. Maar ook hier staat de tijd niet stil en ik reed over keurig nieuw asfalt. Dat veranderde echter op de laatste dag. Nadat ik overnacht had in een afgelegen guesthouse als enige gast en met zeker 4 maan personeel stapte ik om 8 uur 's morgens na een uitgebreid ontbijt op de fiets. Ik zou proberen de laatste 140 kilometer in een dag te gaan doen omdat Janna niet de gehoopte driedaagse trekking kon doen en al iets eerder ging doorfietsen. De dag begon goed, glad asfalt maar dat hield op toen ik de afslag naar Paksong nam. De weg veranderde in een gravel weg, het was net een hele lange tennisbaan maar dan met kuilen en diepe sporen. Hier en daar afgewisseld met keien, die vind je dan weer niet op een verwaarloosde tennisbaan.

Verderop werd het nog erger omdat grote graafmachines, trucks en bulldozers bezig waren een nieuwe weg te maken, maar die was nog verre van klaar. Met mijn fiets moest ik me hier een weg doorheen zien te banen en het rode stof kleefde aan mijn bezwete lijf. Bovendien ging de weg omhoog, ik moest meer dan 1000 meter klimmen. Al gauw had ik dan ook in de gaten dat 140 kilometer er die dag niet in zou zitten.

Op een gegeven moment leek het dat het ergste stuk geweest was. Ik reed over een nieuwe brug maar na het brugdek was er een diep gat overgelaten. Nou is mijn fiets wel wat gewend en ik reed door de kuil. Wat er precies gebeurde weet ik niet maar het achterwiel blokkeerde en mijn fiets stond stil. Enig gekraak toen ik probeerde de zaak los te krijgen. De ketting hing los over het tandwiel en was gebroken. Erger was dat mijn achterderailleur geheel misvormd tussen de spaken zat en naar later bleek ook gescheurd was. Ja en dan is het een kwestie van improviseren. Ik besloot de derailleur er in zijn geheel af te halen en de ketting in te korten om te kijken of ik dan nog kon fietsen. Dat kon niet. Wanneer ik kracht zette ratelde de ketting over de tandwielen en ik kwam niet vooruit. Dat werd dus lopen.

Nu is lopen met een bepakte fiets aan de hand voort een stukje wel te doen maar ik moest nog een kleine 100 kilometer verder. Dus bedacht ik de achterderailleur terug te zetten en zodanig bij te buigen dat ik weer een beetje spanning op de ketting had. Toen ik net klaar was kwam er een klein vrachtautootje langs en ik mocht mee. Dat scheelde me uren. Helaas moesten zij een andere weg in en na de lift van 17 km stond ik weer in het stof. Het fietsen lukte redelijk maar was zwaar. Ik kon alleen met mijn voorbladen schakelen en achter had ik hem vastgezet op het middelste blad dus dat was zwaar trappen omhoog. Nog zo'n 500 hoogtemeters te gaan.

Dan weer een geratel. Ik keek naar beneden en de ketting zat klem tussen de voorderailleur. Deze was niet verbogen maar gescheurd. Onherstelbaar vervormd. Met mijn tang kon ik de boel nog een beetje bijbuigen en ruimte maken en de opnieuw gebroken ketting repareren.

Ondertussen had ik redelijk de smoor in. Hoe was het mogelijk dat ik na 10.000den kilometers op deze fiets te hebben gereden binnen enkele uren de achter en de voorderailleur kapot reed? Het antwoord heb ik nog niet, ik denk dat het knappen van de ketting de oorzaak is geweest. Wat er nog bijkwam, het ging het regenen en het werd kouder.

De reddende engel kwam in de vorm van een grote Amerikaanse meneer in een hele dikke 4 wheel drive. Hij vroeg of ik meewilde, gooi de fiets maar achterin de pick up. Comfortabel zoefden we over de rest van de onverharde weg en praten over koffie, hij was koffieboer, bereikten al snel het asfalt en ik werd gedropt bij Pakse bij de grote brug over de Mekong. De laatste 30 kilometer waren vlak terrein dus ik hoefde niet te schakelen, met de wind in de rug en net voor donker arriveerde ik in Champazak waar Janna al zat te wachten, samen met Leo, een Engelse fietser die op de fiets uit York was gekomen. Mooie verhalen en alle narigheid van de dag was weer snel vergeten.


« Terug