Rond het noorden van Sri Lanka

30-01-2018

Tegen half twaalf arriveren we op Schiphol. We pakken de fietsen in hun fiets pyjama, de banden half leeg en de “edele delen” van onze fietsen goed beschermd. De check in gaat vlot want het gros van de passagiers is al lang en breed ingechecked voor wij zover zijn. Dan hebben we nadat we door de veiligheidsmaatregelen zijn en onze paspoorten zijn gescand tijd voor een veel te dure bak Schipholkoffie en lopen we tussen de taxfree winkels door. Wat een handel.

De A-380 Airbus van Emirates staat ons al op te wachten. Met enkele honderden andere passagiers persen we ons door de twee luchtbruggen het vliegtuig in en nadat iedereen zijn plekje heeft gevonden taxiën we naar de startbaan. Even later verheft het machtige toestel, het grootste passagiersvliegtuig ter wereld, zich het luchtruim in op weg naar Dubai waar we moeten overstappen voor onze vlucht naar Colombo op Sri Lanka.

De vlucht verloopt als te verwachten  is. Na een lekker glaasje wijn en een hap eten is het filmpjes kijken want tijdens een dagvlucht komt er van slapen niet veel. En na de transfer op het enorme vliegveld van Dubai komt er ook op de tweede vlucht niet veel van slapen.

Een beetje suf van de slapeloze nacht arriveren we op Sri Lanka waar de temperatuur een stuk aangenamer is dan toen we vertrokken uit kwakkelwinterig Nederland. Tenminste als je van de warmte houdt. We maken de fietsen weer fietsklaar onder het wakend oog van enkele nieuwsgierige Srilankezen en fietsen vol goede moed richting Negombo waar we ons eerste overnachtingsadres hebben geboekt. Gelukkig is het niet al te ver en in de loop van de middag maken we onze eerste duik in zee. Heerlijk om in het zoute bijna lauwe water de vermoeienissen van je af te spoelen. 's Avonds nog een kleine wandeling en een hap eten en daarna vroeg naar bed.

De volgende dag, het is dan vrijdag, vertrekken  we aan de late kant naar Chiwas waar we een nacht in het Grand Hilton hebben geboekt. Het was even zoeken, niet iedereen wist waar het Grand Hilton was maar uiteindelijk reden we de oprijlaan in en werden we ontvangen door het personeel die ook de kok was. Het hotelletje is gewoon een guesthouse, heet eigenlijk Grand Walliya en waar de naam Grand Hilton vandaan kwam kon hij ons ook niet vertellen. Maar hij kon lekker koken en verzorgde voor ons zowel een prima lunch als ook een prima diner. Grappige anekdote is misschien nog dat er ‘s avonds een Franse gast aan hem vroeg of het hotel een restaurant had. De man had kennelijk trek in iets te eten. “Nee” zei de bedrijfsleider annex kok “we hebben geen restaurant “. Zichtbaar teleurgesteld haakte de Fransman af. Ik had het gesprek gevolgd en zei tegen de gast dat hij moest vragen of hij eten kon krijgen. Nadat dit gevraagd was schudde de kok met zijn hoofd ten teken dat dit zeker kon en vroeg wat hij dan wel wilde eten. Nee hij was geen restaurant maar eten kon je er wel.

Onze reis vervolgt zich in noordelijke richting en dicht langs de kust. Waar mogelijk fietsen we over kleinere weggetje, weg van de snelweg. Soms asfalt, soms stevig gravel of rode kleiwegen en af en toe lopen we vast in het rulle zand. Het is een lokale feestdag ter ere van St Anna toevallig ook de patroonheilige van het dorp waar ik geboren ben. Rode en witte vaandels versieren de wegen en dorpen en we worden getrakteerd op verse vruchtensap.  De mensen zijn vriendelijk en nieuwsgierig waar we vandaan komen. Wel jammer dat ze zo weinig Engels spreken. Maar een vriendelijke lach en gebaren zeggen ook veel.

In Kapitiya zitten we midden in het kitesurf gebeuren. Een jaar of vier geleden hadden ze hier welgeteld een viertal resorts zoals ze de eenvoudige guesthouses hier noemen. Nu zijn  het er iets van 170 en meer zijn in aanbouw. Toerisme is booming, althans de verwachtingen zijn hoog. Maar de infrastructuur is er niet op berekend. Twee jaar geleden  was er nog geen elektriciteit, nu wel maar de capaciteit is in onvoldoende mate met blackouts ten gevolge. En waar laat je al die plastic flessen? Regelgeving is er amper omdat het gebied onder onduidelijke jurisdictie ligt. De gemeente heeft er niets over te zeggen en de centrale overheid heeft er geen zicht op. Een soort niemandsland met alle gevolgen van dien.

We fietsen een  stukje met de wind in de rug terug om de lagune en komen  bij het Wilpattu nationaal park. Sereno, de veramerikaanste Srilankese eigenaar van ons eenvoudig onderkomen  nodigt ons uit voor een verfrissende duik in de rivier. Heerlijk badderen we in het koele water met om ons heen tientallen kleurrijke exotische vogels waarvan de ene achter insecten aanjaagt en de andere het water in duikt in de hoop een visje te kunnen verschalken. Boven de plek waar wij gemakkelijk het water in konden komen is een ijzerdraad gespannen. Deze blijkt te voorkomen  dat olifanten hier ook te water gaan om op die wijze zich wassende vrouwen te verrassen. Je moet het maar bedenken.  

In een nationaal park moet je op safari en dat is wat we doen. Het is nog donker wanneer we met zijn vieren in een 4WD richting park gaan. De lokale chauffeur Richard stuurt ons vakkundig door de kuilen en gaten en wijst ons ondertussen  op wat er te zien is. Veel vogels en na enige tijd zien we enkele olifanten. En dan gebeurt het, een luipaard kruist ons pad en rekt zich eens lekker uit tegen een boom maar helaas verdwijnt hij daarna al snel in het bos. Wij keren en via een omweg komen we aan de andere kant van het geboomte en zowaar de hele grote katachtige vertoont zich weer. Als een waar fotomodel wentelt ze zich voor de fotografen. Wij zijn  niet de enigen meer, meerdere te grote auto's verdringen zich om het dier goed in beeld te kunnen krijgen. Sommige fotografen hebben telelenzen van meer dan een halve meter op hun camera geschroefd zodat je de luizen in de pels van het luipaard heen en weer kunt zien springen. Zo stel ik me dat althans voor.

We rijden nog een tijd rond en vinden nog wat karbouwen en de nodige reptielen. Bij de lunchplek aangekomen lopen we wat rond tot onze chauffeur ons roept om snel te komen. Een luipaard blijkt een aap te hebben gevangen en die wordt lekker opgepeuzeld. Helaas zien we daar niks van en ik loop een eindje richting waar het zou moeten gebeuren. Niets te zien, jammer dan. Mariët roept me want volgens haar wordt de gids nerveus. Dus ik loop terug tot ik opgewonden geroep hoor. Achter me, zo'n honderd meter verder loopt het luipaard voldaan over het pad en weg van ons. Snel begeven we ons naar de jeep om het dier te volgen maar hij is al gauw vertrokken. Terug op weg naar ons guesthouse komen we nog een grote kudde olifanten tegen een stuk of veertig van die enorme dieren, een machtig gezicht. Ook loopt er vlak bij het pad een olifantenfamilie, vader, moeder en babyolifant. Wij hebben veel gezien, meer dan we mochten verwachten en zijn meer dan tevreden over deze lange enerverend dag.

Gelukkig mochten we op onze tocht naar het noorden over de weg aan de zijkant van het park fietsen. Een slechte modder weg maar het was lang droog en fietste beter dan verwacht. We waren wel gewaarschuwd voor wilde olifanten die daar vrij kunnen  rondlopen en als we ze zouden zien moesten we stoppen of rechtsomkeert maken afhankelijk van de situatie. Een olifant schijnt harder te kunnen draven dan wij kunnen fietsen, zeker op zo'n slechte weg. Rustig fietsend hoorden we plotseling enorm geritsel en gekraak tussen de dichte bladeren van de jungle om ons heen. Een gewaarschuwd mens telt voor twee en dat was maar goed ook, we hebben onze rijsnelheid even behoorlijk opgevoerd.  Maar het bleek loos alarm. Er kwam geen olifant achter ons aan. Misschien is het een aap geweest? We zullen het nooit weten.

Plotseling schoot een enorme knal door het bos. Alsof er een pistool werd afgeschoten. Onmiddellijk hobbelde mijn fiets over de oneffen weg. Mijn achterband was met een enorme klap gesprongen. In de zijkant van de buitenband zat een grote scheur op de velgrand en ook in de binnenband zat een niet te plakken scheur. Gelukkig heb ik een reserveband en met een nieuwe binnen en buitenband konden we weer verder. Alleen nu heb ik geen reserve buitenband meer. Deze spontane materiaalpech is me nooit eerder overkomen in bijna 15 jaar lange fietstochten dus dat zal wel loslopen.

In Mannar is behalve een dikke oude baobab boom weinig te beleven en hoewel ik wel een beetje nieuwsgierig was naar het schiereiland wat er bij hoort besloten we toch de volgende dag weer verder te fietsen naar Jaffna. Te laat vertrokken we omdat een winkeltje een USB snoertje voor mijn GPS zou regelen. Half negen had hij beloofd er te zijn maar negen uur was hij er nog niet dus zijn we maar doorgereden. 120 Kilometer hadden we voor de boeg en met steeds meer tegenwind waren we blij dat we tegen de avond in Jaffna waren.

Ja en dan zit je dus echt in het gebied waar de bijna dertig jaar durende strijd heeft gewoed. De burgeroorlog die naar schatting honderdduizenden Srilankezen het leven heeft gekost en vele anderen zijn het land ontvlucht. Weer verbaas ik me er over dat zulke lieve vriendelijke aardige en hulpvaardige mensen blijkbaar ook tot zoiets in staat zijn. Er is gemoord, verkracht en gemarteld en niemand die er iets aan kon veranderen. Alle pogingen tot bemiddeling mislukten, bestanden werden steeds weer geschonden en uiteindelijk zijn de laatste strijdlustige Tamiltijgers bij Mullativu letterlijk en figuurlijk in de pan gehakt, afgeslacht. Einde oorlog maar nog lang niet het einde van alle ellende die dit heeft veroorzaakt. En tussen al dit geweld door was er in 2004 nog de kersttsunami die ook nog eens 30.000 slachtoffers maakte in dit zo zwaar getroffen land.

Bij Jaffna maakten we nog een dagtrip naar het eiland Delft. Sri Lanka heette vroeger Ceylon en was van ca 1640 tot 1790 in Nederlandse handen. Daarvan zie je hier en daar nog restanten, meestal in de vorm van zwaar verwaarloosde of tot ruïne vervallen  oude forten. Of grafstenen van te jong gestorven kolonisten ten prooi gevallen aan de malaria of cholera. Of van de jonge kraamvrouwen die onder de erbarmelijke omstandigheden destijds de bevalling niet overleefden. De Nederlanders bezetten maar enkele strategisch belangrijke punten van het eiland, van belang voor de handel destijds. De rest van het eiland boeide hen niet of ze hadden er eenvoudig de mensen niet voor. Het moet voor de soldaten die de forten bevolkten een zware tijd zijn geweest in de hitte, zomers tot wel veertig graden, met slecht eten en ongezond drinkwater tussen een vijandige bevolking te bivakkeren.

Delft was heel aardig maar vooral stoffig en heet. We voeren heen met een boot van de marine, met tientallen mensen opgesloten in de romp van het schip. Niet echt een pretje maar 't was wel gratis ?. Terug voeren we met een afgeladen lokaal houten veerbootje terug voor 120 roepies (70 eurocent). Voor ons tweeën, dat dan weer wel. Hoe bestaat het.

Fietsend over zoveel mogelijk tussendoor weggetjes zijn we via de vuurtoren van Point Pedro en Kilinochchi aangekomen in Mullativu, de plaats hierboven beschreven waar de strijd met de Tamiltijgers werd beslecht. Het stadje ziet er acht jaar na de oorlog en 13 jaar na de tsunami nog steeds deels uit als een slagveld met veel verwoeste huizen en gebouwen. Maar ook zie je weer activiteit komen en wij logeren nu in een guesthouse waar een Amerikaanse oorlogsveteraan woont die tracht hier het toerisme van de grond te krijgen. Een enthousiaste man die vertelde dat het beste wat hem is overkomen is dat hij zwaar gewond raakte als militair in Afghanistan. Dit gaf hem de vrijheid om te doen wat hij nu doet en dat is overal in de wereld toeristische projecten op te zetten met behulp van vrijwilligers en vooral ook met de lokale bevolking. Wel op Amerikaanse wijze en dat gaat gepaard met een hoop lawaai maar zijn bedoelingen zijn goed en de resultaten ook als ik hem zelf mag geloven. Toch wel respect voor zo'n bevlogen type, in zijn voortdurende strijd tegen papier molochen en een bevolking die niet altijd op veranderingen zit te wachten. Onder het genot van een pot koffie vertelt hij ons in een waterval van woorden zijn hele verhaal.

Vanochtend stonden we op en werden wakker door een frisse duik in de golven van de Indische Oceaan, in alle vroegte bewonderd door enkele dorpelingen die er niets van begrijpen wat een mens bezielt om in die hoge aanstormende golven te springen. En na een honderd kilometer fietsen met de wind in de rug zijn we nu aangekomen bij Trincomalee of kortweg Trinco zoals ze hier zeggen. Hier blijven we twee dagen in een leuk klein guesthouse om even uit te rusten van alle fietskilometers die we ondertussen in de benen hebben. De tweede helft van onze reis gaan we richting de bergen en dat is andere koek dan het gebied wat we tot nu toe gehad hebben. Het noorden is zo vlak als een pannenkoek, de bergen zijn hoog.


« Terug